Australian Cobberdog
De echte Australian Cobberdog is een hypoallergene, intuïtieve hond met een niet-verharende vacht, speciaal gecreëerd/gefokt voor astmatische en allergische mensen.
De Australian Cobberdog is een zeer geliefde kanjer. Hij wordt vaak ingezet als therapiehond, klassenassistent, geleidehond, hulphond, assistent bij reddingsacties (speurhond) en uiteraard als maatje (cobber) binnen het gezin. Het is een dienstbare hond met een karakter dat wil leren en werken.
Een op juiste wijze gefokte, zuivere Australian Cobberdog, bepaald zijn waarde! Dat is trouwens bij alle rashonden zo. Een tophond met zuiver bloed is niet alleen goed gebouwd en mooi van vacht, maar is zeker ook vrij van alle erfelijke ziektes/aandoeningen, HD en ED vrij met een heupscore van GOOD of EXCELLENT. Bovenal heeft hij/zij een dienstbaar karakter en heeft daar van nature aanleg voor.
Het ras
De echte Australian Cobberdog voldoet aan alle gestelde eisen om ingeschreven te kunnen worden als rashond bij de MDBA Master Dog Breeders and Associates in Australië; een selectie van tophonden waarmee mag worden gewerkt.
De Australian Cobberdog komt voort uit de authentieke, goedgekeurde Australian Labradoodle (de PURE BRED in ontwikkeling), die voldoet aan alle gestelde eisen om ingeschreven te kunnen worden als rashond bij de MDBA. Fokkers van de Australian Cobberdog houden zich aan een strikt fokreglement vanuit de MDBA en zijn voorstanders van raserkenning. Om zich te kunnen onderscheiden van andere verenigingen en fokkers, maar ook om onderscheid te kunnen maken tussen de verschillende honden, hebben zij in januari 2012 besloten de naam van het ras te wijzigen in Australian Cobberdog. Alleen geregistreerde fokkers die lid zijn van de MDBA kunnen Australische Cobberdogs stambomen afleveren.
De Australian Cobberdog is dus beslist geen kruising tussen een poedel en een labrador retriever. Zo begon wel ongeveer 25 jaar geleden zijn ontstaansgeschiedenis, met de naam labradoodle. Alle daarop volgende generaties en infusies hebben de Australian Cobberdog gemaakt wat hij vandaag de dag is.
De Australian Cobberdog heeft een alom bekend aantrekkelijk en atletisch voorkomen met een uniek gewillig en lief karakter. Hij wordt ook wel omschreven als `born to serve`. Een echte goedzak die graag en snel leert! Het ras kent verschillende maten en vachtsoorten in allerlei kleuren. Zijn gemakkelijk te trainen karakter maakt hem super geschikt als hulp-, en therapiehond. Zijn voorkomen doet enigszins denken aan een knuffelbeer.
Kleuren
De Australian Cobberdog komt voor in veel verschillende kleuren: apricot, black, chocolate, crème, caramel, chalk, café (parchment) en red. Soms heeft hij naast een van deze kleuren ook nog witte vlekken, dat noemen we parti. De Cobberdogs zijn soms net toverballen: sommige vachten lichten op als de hond ouder wordt.
Vachttypen
Iedere Cobber met zijn eigen vacht is uniek, maar je kunt er niet omheen de vacht wekelijks te verzorgen.
Bij de Australian Cobberdogs komen grofweg twee soorten vachttypen voor: de fleecevacht en de wolvacht.
De fleecevacht voelt vaak licht en zijdeachtig aan. De mate van krul/slag in de vacht kan verschillen, daarom onderscheiden we binnen de fleecevachten, naast de ‘gewone’, bijna steile fleecevacht, ook nog de wavy fleecevacht en de curly fleecevacht. Zoals de naam al zegt, is de wavy vacht meer golvend en de curly vacht meer krullend.
De wolvacht is veel dikker dan de fleecevacht en lijkt meer op een schapenvacht. Ook de poedelvacht is hierin te herkennen. De wolvacht vergt vaak meer onderhoud dan de fleecevacht.
Fleecevacht of wolvacht, de Australian Cobberdog geeft weinig tot geen lichaamsgeur af en verhaart, in tegenstelling tot de meeste andere honden, niet of nauwelijks. Dat komt doordat hij, net als een mens, zijn dode haar ‘laat vallen’. Door regelmatig te borstelen worden de dode haren uit de vacht verwijderd en verliest de hond ze niet binnenshuis. Overigens zal de pup tussen acht en veertien maanden zijn puppyvacht verliezen, dan zal hij dus wel verharen. Maar een extra borstelbeurt kan dan veel losse haren in huis voorkomen.
Doordat hij niet of nauwelijks verhaart, is de Australian Cobberdog vaak ook geschikt voor mensen met astma of een allergie. Hij staat dan ook wel bekend als een hypo-allergeen hondje.
Temperament
Het temperament hangt af van de ouderdieren, maar ook waar hij woont of opgroeid. De Cobberdog heeft de neiging te willen pleasen, dus doet hij de baas na, tast af wat er van hem wordt verwacht. Woont hij in een roerig gezin, dan zal de Cobber ook roerig zijn. Krijgt de Cobber veel aandacht en leiding, dan zal het een rustige, onbegrensde, wijze hond zijn. Daarnaast is de Australian Cobberdog vrolijk, vriendelijk, intelligent, energiek, loyaal, lief, baas-/mensgericht, goed met andere honden en met kinderen.
Citaat van (bron) Peter van Eeuwijk, Cobbercoach: Een hond is de spiegel van jouw gedrag. Ben jij je daarvan bewust?
Menselijk gedrag komt voor 95% voort uit onbewuste processen. Denk eens aan je non-verbale gedrag, de kleinste bewegingen, ze worden door je hond opgemerkt, maar heb jij ze in de gaten?
Gezondheid
De gezondheid en afkomst van de pups vinden we erg belangrijk. Daarom worden de honden getest en onderzocht op erfelijke afwijkingen met behulp van:
- een uitgebreid DNA-onderzoek naar erfelijke afwijkingen;
- röntgenfoto’s om heup- en elleboogdysplasie (HD en ED) uit te sluiten;
- een jaarlijks ECVO-oogonderzoek.
- Pas als alles goedgekeurd is, mogen de honden voor nageslacht gaan zorgen
Alle gezondheidsuitslagen zijn uiteraard in te zien.
In het verleden werden bij enkele fokkers de pups gecastreerd of gesteriliseerd voordat ze het nest verlieten. Doel daarvan was het verkeerd fokken van de hond tegen te gaan.
Een hond die op jonge leeftijd gecastreerd wordt, zal langere maar lichtere botten krijgen. Het is dan ook niet zo moeilijk om te bedenken dat dit soort structurele veranderingen in de bouw van het skelet gevolgen kunnen hebben voor de gezondheid van het bewegingsapparaat. Daarom verlaten onze pups het nest zonder deze ingreep.
Voeding
Iedereen heeft graag een gezonde hond. Voeding speelt daarin een belangrijke rol. Wij vinden het belangrijk dat puppy’s vanaf het begin goede en gezonde voeding krijgen.
Maar wat is het nu het beste?
De eerste weken van hun leven drinken pups uitsluitend moedermelk. Deze melk is zeer voedzaam en energierijk. De melk bevat meer energie, eiwitten, vet en calcium dan koemelk of geitenmelk. In deze moedermelk zitten ook stoffen (antilichamen) die de pups tegen infecties helpen beschermen. “Zonder een goede darmflora, geen goede gezondheid” is een slogan die steeds belangrijker wordt.
Pups worden geboren zonder enige vorm van darmflora. Tijdens de puppyfase moet door middel van goedaardige bacteriën een darmflora worden opgebouwd. Goede voeding is daarom heel belangrijk!
Vanaf de leeftijd van 3 tot 4 weken krijgen de pups bijvoeding. Zij krijgen uitsluitend vers vlees, Kant & Klaar Vers Voer (KVV) van Dogmeat.
In het begin zijn dit nog maar minieme porties maar al vrij snel wordt er vijf keer per dag vers vlees aangeboden.
Dit is vooral de eerste paar keren een feestje. De pups snappen direct dat vers vlees lekker is, het is een kostelijk gezicht om te zien hoe ze elkaar daarna aflikken en genieten van al dat lekkers.
Een pup die met vers vlees wordt grootgebracht, is rustiger, gemoedelijker en, ook niet onbelangrijk, poept minder. De conditie, het uithoudingsvermogen en de weerstand zijn beter bij een hond op KVV. Ik raad alle baasjes aan om zich voorafgaand aan de komst van de pup al goed te verdiepen in de voordelen van vers vlees. Mijn dringende advies is om de pup in ieder geval tot hij volgroeid is op deze voeding te houden.
Klachten als b.v. diarree, jeuk, huidirritatie, haaruitval, rode plekken tussen tenen, aan oren of de buik zijn vaak een gevolg van een voedingsprobleem ofwel een verstoring in de darmflora. Want uiteraard zijn de darmen de brandstof voor de motor (lichaam). Zonder de juiste brandstof zal geen enkel apparaat op de juiste manier werken en dat is hetzelfde bij mensen en dieren.
Raadpleeg dan een voedingsdeskundige; zij kunnen na een uitgebreid onderzoek en eventueel laboratoriumonderzoek een goed advies geven en in de meeste gevallen de oorzaak van het probleem oplossen zonder tussenkomst van een dierenarts die in de regel geen voedingsdeskundige is en die een voedingsprobleem te lijf gaat met medicatie (wat wel de symptomen zal onderdrukken, maar de onderliggende oorzaak niet zal behandelen, dus op die wijze zal de oorzaak blijven bestaan en het probleem terugkeren).